Faalangst en Executieve Functies: een kip-of-ei verhaal
Veel leerlingen worstelen met faalangst. Soms blokkeert de angst zó dat er nauwelijks ruimte is om nieuwe vaardigheden te leren. Andere keren ligt juist het ontbreken van goed ontwikkelde Executieve Functies (EF) aan de basis van de faalangst. Hoe hangen deze twee samen?
Joost uit 3 vwo:
Joost haalde jarenlang moeiteloos voldoendes door pas op het laatste moment te leren. Maar nu de stof moeilijker is geworden, stapelen de onvoldoendes zich op. Zijn zelfvertrouwen keldert, de angst groeit en hij belandt in een vicieuze cirkel van uitstelgedrag en black-outs tijdens toetsen. Pas toen hij naast faalangstbegeleiding ook werkte aan zijn EF – zoals plannen en doorzetten – ging het beter.
Wanneer angst EF belemmert
Faalangst is een vorm van stress die het functioneren van de prefrontale cortex aantast – precies het hersengebied dat EF aanstuurt (Crul, 2014; Malfait, 2020). Te veel stress maakt dat leerlingen minder goed plannen, concentreren of flexibel reageren. Dit leidt tot black-outs tijdens toetsen en versterkt de angst nog verder.
Zwakke EF als oorzaak van faalangst
Het omgekeerde komt ook vaak voor. Leerlingen die nooit goed hebben geleerd om te plannen, door te zetten of overzicht te houden, presteren slechter zodra de stof moeilijker wordt. Dat ondermijnt hun zelfvertrouwen en kan leiden tot faalangst (Barkley, 2015; Lindstrom & Bohlin, 2012). Sterkere EF – zoals emotieregulatie, volgehouden aandacht en doelgericht gedrag – verkleinen juist de kans op angstklachten.
De wisselwerking
De relatie tussen faalangst en EF is dus tweerichtingsverkeer. Angst belemmert de inzet van EF, en zwakke EF vergroten de kans op faalangst. Onderzoek laat zien dat trainen op beide terreinen effectief is (Hijzen & Buursma, 2020). Een combinatie van werken aan stressregulatie én het versterken van EF helpt leerlingen om blokkades te doorbreken en weer succeservaringen op te doen.
Wil je meer weten over hoe faalangst en EF elkaar beïnvloeden en welke aanpak werkt?