Waarom melden zich zoveel meer jongens aan voor EF-trainingen dan meisjes?
Jongens ontwikkelen anders, niet minder
De oververtegenwoordiging van jongens in huiswerkbegeleiding betekent niet dat zij structureel slechter presteren. Jongens ontwikkelen zich vaak anders en later op het gebied van executieve functies (EF), zoals taakinitiatie, plannen en volgehouden aandacht. Die verschillen zijn deels biologisch, deels contextueel.
De kloof na de brugklas
Op de basisschool scoren jongens en meisjes vaak vergelijkbaar: in groep 8 zijn hun resultaten op de Cito-toets en het leerkrachtadvies ongeveer gelijk. Maar na de brugklas ontstaat een kloof. Meer jongens blijven zitten, halen geen einddiploma en stromen niet door van havo naar vwo.
Jongens in het vwo haalt slechts 66,9% het diploma, tegenover 73,5% van de meisjes (CBS, 2019). En bij havo/vwo stroomt 24,8% van de jongens door naar vwo, tegenover 32,2% van de meisjes.
Een belangrijke oorzaak? Jongens hebben vaker moeite met EF-vaardigheden die cruciaal zijn in het voortgezet onderwijs: plannen, focussen, organiseren en discipline opbrengen zonder constante structuur.
Een ander brein?
Soms wordt het verschil toegeschreven aan hersenontwikkeling. Meisjes zijn in de vroege puberteit gemiddeld verder ontwikkeld, vooral in zelfregulatie, plannen en doelgericht werken (Jolles, 2018). Ook blijkt uit observaties dat meisjes hun schooltaken vaker realistisch inschatten, terwijl jongens zichzelf overschatten (Claessen in Pans, 2019).
Prestatiedruk
Terwijl jongens zich vaak aanpassen aan wat sociaal ‘stoer’ gedrag is, voelen meisjes juist druk om te presteren en voldoen aan verwachtingen van ouders en leraren. Docenten kunnen hierbij een grote invloed zijn: onbewuste verwachtingen kleuren hun beoordeling. Jongens worden vaker gezien als ‘druk’ of ‘slordig’, meisjes als ‘gemotiveerd’ of ‘georganiseerd’. Ouders en schoolcultuur versterken dat beeld. Deze selffulfilling prophecy kan ertoe leiden dat jongens eerder afglijden en meisjes zich juist extra bewijzen.
Ons onderwijssysteem is gericht op taal. Precies op dat vlak lopen meisjes vaak voor. Jongens leren juist beter via actiegericht en visueel-ruimtelijk onderwijs. Denk aan praktijkopdrachten, zelf ervaren en directe feedback. Het gevolg: veel jongens haken af, raken gefrustreerd of ontwikkelen een negatief zelfbeeld. Deze uitval wordt dan snel gezien als ‘motivatieprobleem’, terwijl het vaak gaat om een mismatch tussen leerstijl en onderwijsvorm.
Laat leerlingen tot bloei komen
Het goede nieuws: executieve functies zijn maakbaar. De hersenen vormen zich door ervaring en omgeving. Vooral in de vroege adolescentie zoals in de brugklas en tweede klas zijn er volop kansen voor ontwikkeling. Voor scholen betekent dit: eerder signaleren, anders begeleiden en gerichter investeren in EF-vaardigheden. Wie jongens vroeg leert om te starten, plannen en volhouden, legt een stevige basis voor latere schoolprestaties.
Jongens hebben niet minder potentie, maar ze hebben wél andere ondersteuning nodig in de ontwikkeling van executieve functies. Door EF-begeleiding bewust en vroeg aan te bieden, kunnen scholen bijdragen aan meer kansengelijkheid en álle leerlingen tot bloei laten komen.